Enkele
dagen terug heeft bouwbedrijf Reinbouw in samenspraak met de gemeente Rheden
het zuidelijke deel van het plangebied Nimmer Dor te Laag-Soeren wederom
bewerkt. Het doel hiervan moge duidelijk zijn: dit deel van het terrein
ongeschikt maken als habitat voor de aanwezige steenuilen. Deze activiteit wordt
toegestaan door het ministerie, maar sorteert zonder meer negatieve effecten voor
de steenuilenpopulatie.
‘We
mogen dit gewoon doen’, reageerde wethouder Ron König tijdens een kort
telefonisch gesprek. Ook in een aan de omwonenden van het plangebied gerichte
brief beklemtoont de gemeente dat de Flora- en faunawet niet overtreden wordt:
‘De gemeente is verheugd dat het ministerie net als de gemeente van oordeel is
dat ploegen en frezen is toegestaan.’
De
gemeente heeft hierin formeel gelijk. In een reactie op een handhavingsverzoek
van het IVN om het ploegen van Nimmer Dor te verbieden, stelt het ministerie van
Economische Zaken dat de gemeente voldoende compensatiegebied voor de
steenuilen heeft ontwikkeld om het voortbestaan van deze soort niet in gevaar
te brengen en daarmee aan haar zorgplicht voldoet. Ook zou het feit dat het
aantal nestende en broedende steenuilenparen de afgelopen jaren stabiel is gebleven
aantonen dat de ploegactiviteiten geen negatieve invloed hebben op de
steenuilenpopulatie. Ten slotte meent het ministerie dat onvoldoende vast staat
in hoeverre dit zuidelijke deel van het plangebied ‘het foerageergebied’ van de
steenuilen is.
Deze
redenering is uiterst fragiel. Allereerst is van een adequaat compensatiegebied
dat op langere termijn een alternatief vormt voor het Nimmer Dor-terrein geen
sprake. Een terrein aan de Den Texweg, dat als zodanig dienst zou moeten doen,
herbergt al een steenuilenpaar. Aangezien steenuilen territoriale dieren zijn,
kan dit gebied dus onmogelijk fungeren als compensatiegebied voor de steenuilen
op Nimmer Dor.
Verder
zegt de stabiliteit van het aantal paren niets over het broedsucces; een aspect
dat in de uitspraak van het ministerie volkomen genegeerd wordt.
Vervolgens
is de opvatting dat er geen duidelijkheid is over de relevantie van het
zuidelijke deel van Nimmer Dor als foerageergebied zeer twijfelachtig. In ieder
geval staat buiten kijf dat het hele Nimmer Dor-gebied een cruciale ecologische
functie vervult voor de daar aanwezige steenuilenpopulatie. De Raad van State,
die eerder uitspraak deed over het ontheffingsvrij bouwen op Nimmer Dor, stelt
hierover het volgende:
‘Zoals
ook de rechtbank heeft overwogen, is tussen partijen [het ministerie van EZ en
het IVN, BB] niet in geschil dat het in het plangebied gelegen foerageergebied
van essentieel belang is voor de functionaliteit van de vaste rust- en
verblijfplaatsen van de steenuilenpaartjes aan de rand van dat gebied. Door het
woningbouwproject wordt een belangrijk deel van dat foerageergebied beschadigd
en vernield en blijft niet voldoende foerageergebied over voor twee
steenuilenpaartjes.’
Bovendien
dient de redenering een omgekeerde te zijn: voordat
er verstorende activiteiten op Nimmer Dor plaatsvinden, moet vaststaan dat het voortbestaan van de
steenuilenpopulatie is gewaarborgd. Ook de Raad van State volgt deze gedachtegang:
‘Naar
het oordeel van de Afdeling [Raad van State, BB] brengt de aantasting van het
foerageergebied aldus een verstoring van de vaste rust- en verblijfplaats mee
van het steenuilenpaartje dat die plaats moet verlaten. Het geschikt maken van
locatie A [aan de Den Texweg, BB] voor steenuilen, zodat dit paartje daar een nieuwe
rust- en verblijfplaats kan vinden, voorkomt niet dat de huidige rust- en
verblijfplaats wordt verstoord. Hiermee wordt immers niet tegengegaan dat het
betrokken foerageergebied wordt beschadigd en vernield, zodat dit uilenpaartje
de huidige vaste rust- en verblijfplaats zal moeten verlaten. Door de
werkzaamheden wordt het in artikel 11 van de Ffw neergelegde verbod op het
verstoren van de vaste rust- en verblijfplaats van dat paartje derhalve
overtreden, zodat voor die werkzaamheden een ontheffing is vereist.’
De
Raad van State benadrukt tevens dat werkzaamheden van invloed kunnen zijn op beide steenuilenparen. Ook het steenuilenpaar
dat het noordelijke deel van Nimmer Dor als primair foerageergebied heeft, zal
mogelijk last ondervinden van verstorende activiteiten:
‘Ten
aanzien van het tweede steenuilenpaartje staat niet vast dat de huidige rust-
en verblijfplaats niet zal worden verstoord door de werkzaamheden. […] De
deskundigen sluiten voorts niet uit dat het paartje door de voorgenomen bouw en
de verstorende werking van de te realiseren woonwijk zal vertrekken.’
Het
bovenstaande toont onomwonden dat het ministerie zich met zijn uitspraak op
juridisch uiterst glad ijs bevindt. Deze uitspraak en het handelen van gemeente
en Reinbouw staan dan ook op gespannen voet met de visie van de Raad van State,
tenzij ministerie en gemeente het ploegen of frezen van het terrein niet
scharen onder ‘verstorende werkzaamheden’; een nagenoeg onverdedigbare
stellingname. Mede op grond van het bovenstaande, overzoekt de Stichting
NimmerdorNee dan ook de juridische mogelijkheden om dit ecologische wanbeleid
een halt toe te roepen en roept de partijen in de raad op dit beleid te keren.
Hier
komt bij dat de draagvlak voor het project Nimmer Dor zienderogen afneemt. Zo
twijfelt nu ook het bestuur van Soerens Belang aan de wenselijkheid en
haalbaarheid van het huidige plan, waarbij het onder meer verwijst naar de
malaise op de woningmarkt en de afname van het aantal huishoudens. Het pleit
voor een ‘aanvaardbaar en realiseerbaar’ plan waarbinnen een ‘bij het dorp
passende bebouwing’ moet worden verwezenlijkt. Ook stelt dit bestuur dat het
project niet ten koste mag gaan van het foerageergebied van de steenuilen.
Ik deel de analyse van Bob Bouhuys. Het is opmerkelijk dat het College van B&W wel doorslaggevende waarde hecht aan de opvatting van het Ministerie dat de steenuilen niet gehinderd worden doordat inmiddels een prachtig mooi woonhuis (huizen zelfs)voor hen is ingericht en zij maar zo wijs en verstandig moeten zijn daar naar toe te moven, en geen of althans minder waarde toe dichten aan de RvS in haar opvatting dat hoe dan ook elke verstoring (dat ploegen geen verstoring zou zijn, is niet mijn opvatting) die een rode lijst soort (zonder dat daar een verleende ontheffing aan ten grondslag ligt) moedwillig berokkend wordt, als inbreuk op de F&F wet geldt en aldus een delict betreft.
BeantwoordenVerwijderenIn deze kiest het College voor financieel belang boven natuurbelang. Waarbij overigens de vraag of werkelijk in een krimpende kern als Laag Soeren een relatief groot contingent woningen (ruim 60) nodig is, uiterst relevant is. En financieel belang zich niet even zeer als een mega financieel risico kan ontpoppen.
Pieter Groenewoud,
op eigen titel