De gemeenteraadsleden van
Rheden kunnen het onderling goed met elkaar vinden en ook hun verhouding tot het College is
voortreffelijk. In goede harmonie wisselen zij in de raadszaal enige argumenten
uit en hun controle van het College beperkt zich tot een vriendelijk vraag- en
antwoordspelletje. Waagt een enkel raadslid eens wat scherper uit de hoek te
komen dan plaatst deze zich buiten de gevestigde orde en wordt verder
genegeerd. Is er een hinderlijke burger die dwars ligt en een wethouder publiekelijk
de les leest dan klinkt al snel de mantra: ‘Daar zijn wij het niet mee eens, zo
gaan we hier niet met elkaar om’. Gerustgesteld knikt men elkaar dan toe; de
onderlinge solidariteit is bevestigd en van de burger, die naar het oordeel van
de raadsleden buiten zijn boekje is gegaan, is afstand genomen.