Door:
Bob Bouhuijs
De
huidige malaise op de woningmarkt noopt gemeenten en projectontwikkelaars tot
een fundamentele bijstelling van woningbouwplannen. Veel gemeenten worden dan
ook geconfronteerd met immense verliezen op hun grondposities. Op de langere
termijn bestaat bij veel lokale beleidsmakers en projectontwikkelaars echter
nog steeds de ambitie een inhaalslag te maken op het terrein van woningbouw.
Deze betrokkenen zien een structureel tekort aan woningen in Nederland en menen
dat deze hiaat de komende decennia gedicht moet worden. Een doorwrochte analyse
van de feitelijke woningbehoefte blijft hierbij echter achterwege. Voor een
verantwoord toekomstig woningbouwbeleid is een dergelijke analyse echter
noodzakelijk, waarbij regionale differentiatie het uitgangspunt moet zijn.
Bij
het ontwikkelen van een nieuwe beleidsvisie op woningbouw, dienen de
demografische toekomstscenario’s te worden meegewogen. Waar in de eerste
decennia na de Tweede Wereldoorlog heel Nederland te kampen had met een
chronisch tekort aan woningen, laten de komende jaren een veel complexer en
vooral gedifferentieerder beeld zien. Een cruciaal gegeven hierbij vormen de
vergrijzing en ontgroening die zullen leiden tot een krimp van de bevolking. Het
is echter te eenvoudig om deze bevolkingsdaling direct te vertalen in een
afname van de woningbehoefte.
Ten
eerste wordt de bevolkingskrimp deels gecompenseerd door de
huishoudensverdunning. Het aantal personen per huishouden neemt af, door tal van
trends, zoals de toename van echtscheidingen, met als gevolg dat het aantal
huishoudens een relatief stijgende trend vertoont. In de tweede plaats heeft
niet iedere regio in Nederland in dezelfde mate te lijden onder de afname van
de bevolking. In het bijzonder de meer landelijke regio’s in de periferie
zullen de komende jaren een afnemende bevolking aan de dag leggen, terwijl de stadskernen
van de Randstad nog steeds een bevolkingstoename zullen laten zien. Hoe dit
komt wordt prachtig verwoord door planoloog Errik Buursink, die onlangs in een
prijswinnend essay in NRC Handelsblad
een toekomstbeeld van sociaal-ruimtelijke segregatie van Nederland uiteenzette.
Buursinks
schets van de sociaal-ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland laat aan
helderheid niets te wensen over. In tegenstelling tot enkele decennia terug,
toen de stadskernen in de Randstad voor hoogopgeleiden als woonoorden aan
attractiviteit verloren, laten deze centra de laatste jaren een opmerkelijk
herstel zien. Naast dat deze gebieden tal van culturele voorzieningen en entertainment
bieden voor hoogopgeleide professionals, verschaffen ze bij uitstek veel
werkgelegenheid voor dit goed opgeleide segment van de bevolking. De postindustriƫle
economie concentreert zich immers, in tegenstelling tot grote delen van de
traditionele maakindustrie, in deze dynamische stadscentra. Nemen we verder in
ogenschouw dat thans bijna 40 procent van de bevolking hoogopgeleid is, dan is
de aantrekkingskracht van de Randstedelijke stadscentra verklaard.
De
meest waarschijnlijke demografische en sociaal-ruimtelijke toekomstscenario’s
krijgen hiermee scherpe contouren. De tendens van de bevolkingskrimp in
Nederland zal door een selectieve migratie van hoogopgeleide professionals naar
de stadskernen van met name de Randstad, zich in verhoogde mate voordoen in die
gebieden die zich op afstand bevinden van deze postindustriƫle
expansiegebieden. Hiervoor geldt dat de bevolkingsafname dusdanig fors zal
zijn, dat niet slechts de bevolking, maar ook het aantal huishoudens zal dalen.
Daarnaast zal de bevolking van deze gebieden relatief laag opgeleid en ouder
zijn.
Voor
het te voeren woningbouwbeleid zijn deze trends natuurlijk essentieel.
Allereerst is het belangrijk in te zien dat het robuuste ontwikkelingen betreft
die nauwelijks stuurbaar zijn. Het hele idee dat bevolkingsdaling kan worden tegengegaan
door vooral veel te bouwen voor jongeren om hiermee het sluiten van scholen te
voorkomen en de middenstand en het verenigingsleven een impuls te geven, kent
dan ook geen enkel empirisch fundament, maar is uitsluitend gebaseerd op
dogmatisch wensdenken. Het is derhalve onbegrijpelijk dat veel lokale politici
nog steeds gevoelig blijken voor deze hardnekkige dogma’s.
Vervolgens
blijkt uit cijfermateriaal dat deze ontwikkelingen zich niet slechts zullen
voordoen aan de uiterste randen van Nederland, zoals Groningen of de
Achterhoek. Ook delen van de Veluwezoom blijven niet hiervan gevrijwaard. Wel
zullen enkele urbane gebieden buiten de Randstad, waaronder de stadsregio
Arnhem-Nijmegen, als dragers van stedelijke economische en culturele functies,
zich aan deze ontwikkelingen kunnen onttrekken. Dit geldt echter nadrukkelijk
niet voor de gebieden die zich op een behoorlijke afstand bevinden van deze
stadsgebieden, zoals de gemeenten Rheden en Brummen.
Deze
gemeenten dienen te beseffen dat, willen ze een toekomstbestendig
woningbouwbeleid voeren, de tijden van tomeloze bevolkingsgroei nu echt voorbij
zijn. Ze zullen niet slechts moeten anticiperen op de op handen zijnde
huishoudenskrimp, maar ook rekening moeten houden met het selectieve karakter
van deze krimp, zoals de relatieve toename van het aantal ouderen. Toekomstige
bouwplannen zullen veel kleinschaliger moeten zijn, meer gericht op een oudere
doelgroep en bovenal gebaseerd moeten zijn op grondig onderzoek naar de
feitelijke lokale woningbehoefte. Een fundamentele herijking van enkele
relatief grootschalige, omstreden bouwprojecten, zoals Rhederhof en Nimmer Dor,
ligt hierbij in de rede.
Bob
Bouhuijs
*) Dit stuk is, enigszins ingekort, ook verschenen in de Gelderlander van vrijdag 9 november, Opinie, blz 17).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten