
In reactie daarop zeiden de Inspectie van Verkeer en Waterstaat en ProRail dat de kans op een ramp in Nederland uiterst klein is. Dit wordt bij presentaties over het goederenvervoer ook altijd vermeld. Daar wordt trots beweerd dat er na de Tweede Wereldoorlog geen doden zijn gevallen bij het treinvervoer van gevaarlijke stoffen.
Professor Ben Ale, hoogleraar veiligheid en rampenbestrijding aan Technische Universiteit van Delft schatte toen de kans op een ramp in Nederland op 1:200.000.
Vorige week donderdag botsten twee goederentreinen bij Barendrecht op elkaar waarbij een van de machinisten omkwam. De andere machinist raakte zwaargewond. In wagons van een van de goederentreinen zaten brandbare stoffen. De treinen reden elkaar op hetzelfde spoor tegemoet. De machinist van een derde trein, een reizigerstrein, kon nog net een grotere ramp voorkomen, Passagiers kwamen er met lichte verwondingen vanaf. Een vierde trein, een passerende stoptrein, werd geraakt door rondvliegende delen. In die trein raakten eveneens een aantal mensen (licht)gewond.
Bijna vol bingo dus. De scheidslijn tussen een ongeluk en een ramp is zeer klein.

De komende jaren zal het spoorgoederenvervoer over de IJssellijn sterk toenemen. Mogelijk dat er dan per dag 70 tot zelfs 100 goederentreinen langs de Velpse, Rhedense, Steegse, Ellecomse, Dierense en Spankerense voor- en achterdeuren denderen. Ook het aantal personentreinen zal meer dan verdubbelen.

En mocht zich een ramp voordoen dan gaat het echt niet alleen om mensen die zich direct bij de spoorbaan bevinden. 40% van die treinen zullen een of meer wagons met gevaarlijke stoffen vervoeren. Als er giftige stoffen in het spel zijn of bij een grote ontploffing worden mensen in een groot gebied getroffen.
De Arnhemse wethouder Bart van Eeten heeft groot gelijk dat hij die goederentreinen uit de stad wil hebben. Nu het Rhedense college van B&W nog.
Raadpleeg ook eens het Dossier Spoor.