
Brief aan de burgemeester van de gemeente Rheden,
Allerzielen 2009 (2 nov 2009)
Geachte mevrouw,
Op 27 oktober 2009 heb ik in een brief aan de heer W. Pieper, oud-wethouder, een indringende vraag gesteld over wat ik dacht dat slechts een kletspraatje was.
Ik schreef hem als volgt: ‘Het was in het najaar van 2006, toen U goed en wel wethouder was. Ik hoorde in de wandelgangen van het gemeentehuis dat er “gelekt” zou zijn uit een rapport van het GITP. Gegevens over u zoemden tenminste rond.’
Ik heb de heer Pieper gevraagd: ‘was dat zo maar kletspraat? Zo ja, mijn verontschuldiging dat ik het onderwerp aanroer. Zo nee, dan zal ik de voorzitter van het college van B.& W. erop bevragen.’
De heer Pieper heeft mij bevestigd dat gegevens over hem uit het GITP-rapport zijn bekend gemaakt in een fractievergadering van de PvdA in de tweede week van december 2006.
Dit gebeurde ondanks de afspraak in het toenmalige College van B.& W. dat gegevens over hem vertrouwelijk zouden worden behandeld. De heer J. Kock, lid van het toenmalige College van B.& W., zou desondanks de gegevens aan de PvdA-fractieleden hebben medegedeeld.
In het vervolg daarop stel ik u graag enkele vragen.
Ik ga er daarbij vanuit dat u de gegevens van het GITP-rapport wel kende, maar niet betrokken was bij het uitlekken ervan.
Ik ga er ook vanuit dat de gang van zaken als beschreven aan u bekend was. Het is immers onwaarschijnlijk dat, waar heel het gemeentehuis over het gebeurde sprak, u van niets wist.
Mijn vragen aan u zijn de volgende.
1. Was het u bekend dat de heer J. Kock in een vergadering van de PvdA-fractie heeft gesproken over gegevens betreffende de heer Pieper uit een vertrouwelijk GITP-rapport?
2. Beschouwde u een en ander als een ernstige schending van de afspraak over vertrouwelijkheid in het College van B.& W. daarover?
3. Zo ja, hebt u als voorzitter van het College van B.& W. de heer Kock aangesproken op zijn optreden en zijn schenden van de vertrouwelijkheid?
4. Welke maatregelen hebt u richting de heer Kock verder genomen naar aanleiding daarvan?
5. Hebt u met de heer Pieper over de zaak die hij beschrijft contact gehad en, zo ja, hebt u hem uw verontschuldigingen aangeboden voor dit optreden van een lid van het College van B&W?
Ik verwacht uw antwoord op mijn bovenstaande vragen, kan het zijn met enige spoed.
Met verschuldigde hoogachting,
J. Zijlstra