De provinciale D66 en de SP hadden aan gedeputeerde staten (i.c. gedeputeerde Marijke van Haaren) gevraagd waarom de Businesscase 2005 van Hart van Dieren moet blijven.
Gedeputeerde Van Haaren en ook de Rhedense wethouder Joop Kock beweerden dat de Businesscases 2005 en 2007 van Hart van Dieren geheim moesten blijven om te voorkomen dat de ramingsmethodiek van ProRail op straat zou komen. Daarmee zou de bouwwereld (aannemers, leveranciers) immers van zijn voordeel kunnen doen ten nadele van (toekomstige) opdrachtgevers.
Uit het audit-rapport van de stuurgroep bleek al dat ProRail niet betrokken was bij het opstellen van de Businesscase 2005. Die kreeg ProRail pas eind 2005 onder ogen, lang na het opstellen van de businesscase.
ProRail heeft een en ander zelf nog eens aan dagblad de Gelderlander bevestigd.
Klik hier voor het artikel "Gedeputeerde Staten verstrekken onjuiste informatie"".
Uit een tegenspraak volgt dat iets onwaar is. En dat geldt ook hier.
Daarmee valt de grond onder het vasthouden aan geheimhouding van de Businesscase 2005 weg.
Een andere constatering is dat zowel Provinciale Staten als de gemeenteraad van Rheden verkeerd zijn geïnformeerd.
In provinciale staten zullen D66 en de SP daar natuurlijk op terugkomen maar welke raadsleden gaan hier wat mee doen? En wanneer?
Martijn Leisink (D66-fractievoorzitter) stuurde me nog de volgende toelichting:
Een van de vragen die D66 samen met de SP gesteld heeft, luidt:
"Dankzij de beantwoording is nu duidelijk dat de geheimhouding uitsluitend is opgelegd op grond van het belang uit artikel 10 lid 1 onder c van de Wet Openbaarheid van Bestuur.
Dat is dus 'ter bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld'.
Uit navraag bij de dienst is ons gebleken dat in dit geval onder de 'natuurlijke personen of rechtspersonen' die in dit belang genoemd worden, uitsluitend ProRail verstaan moet worden.
Voorts hebben wij begrepen dat onder 'bedrijfs- en fabricagegevens' hier de ramingssystematiek van ProRail verstaan moet worden, omdat zij vreest dat uit de cijfers in de Business Case 2005 hierover etenswaardigheden kunnen worden afgelezen.
Bevestigt u bovenstaande lezing (die ons alleen mondeling is gegeven)?"
Het antwoord daarop was heel kort: JA
Lees nu wat de gedeputeerde in maart naar de commissie heeft gestuurd:
"Wat betreft de Standaard Systematiek Kostenramings (SSK) merken wij nog op dat voor de kostenraming van het infrastructuurontwerp 2007 de SSK- ramingsmethodiek van ProRail is gebruikt.
Deze SKK is een andere dan de door de provincie gebruikte SSK-ramingsmethodiek. Alhoewel de naam hetzelfde is (SKK) en de methodiek op hoofdlijnen eveneens, heeft ProRail- evenals overigens de provincies - e.e.a. aangepast voor hun specifieke (rail)projecten.
Daarnaast hanteert ProRail t.b.v. zgn. derdenwerk een omvangrijke extra opslag voor projectonvoorzien. Dit om risico's van scopewijzigngen in de planfase financieel af te dekken.
In de Bcase 2005 is is de gebruikelijke systematiek voor Provinciale Infrastructuur gehanteerd en niet deze ProRail methodiek, omdat ProRail ten tijde van de opstelling van de Bcase 2005 nog geen partner was in het project. In de Bcase 2005 is expliciet aangegeven welke opslagpercentages zijn gehanteerd voor project-en objectonvoorzien (blz. 8 toelichting Bcase).
In de loop van 2005 heeft ProRail, als aanbestedende dienst voor de infrastructuur, het schetsontwerp (FPvE) getoetst en herberekend op basis van hun SSK-ramingsmethodiek. Dit heeft geresulteerd in een hogere totaalraming voor de infrabundel, met name veroorzaakt door de hogere opslagpercentages die door ProRail worden gehanteerd."
Een duidelijke tegenstrijdigheid dus. De Business Case 2005 wordt kennelijk geheim gehouden op grond van de vertrouwelijkheid van de ramingssystematiek van ProRail, maar deze ramingssystematiek is helemaal niet gebruikt voor het maken van de Business Case 2005, zo blijkt uit de andere tekst.
Tot zover Martijn.
Onderstaand de volledige beantwoording van de vragen van D66 en de SP
--------------------------------
Beantwoording schriftelijke vragen van de heer Leisink en de heer van Kaathoven inzake Geheimhouding Business Case 2005 Hart van Dieren
Ingevolge het bepaalde in artikel 42 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten doen wij u hieronder het antwoord van ons college op de vragen van de statenleden M. Leisink (D66) en E. van Kaathoven (SP) toekomen.
Inleiding
Onlangs heeft u de schriftelijke vragen van D66 en de SP over de geheimhouding op de Businesscase 2005 van Hart van Dieren beantwoord. Naar aanleiding daarvan stellen wij u deze vervolgvragen. Wij denken dat deze snel beantwoord kunnen worden.
Vraag 1: In uw beantwoording schrijft u “De bij het project Hart van Dieren betrokken partijen zijn van mening dat, hoewel het project niet in zijn oorspronkelijke opzet uitgevoerd wordt, er nog altijd sprake is van een project.”
De gemeente Rheden schrijft echter aan een inwoner van Dieren: “Allereerst willen wij opmerken [...] dat het project Hart van Dieren in zijn huidige opzet is beëindigd. Het project zal dan ook niet op basis van de Business Case 2005 en 2007, die betrekking hebben op de nu beëindigde planfase, in uitvoering worden genomen.
Dat houdt in dat al datgene dat betrekking heeft gehad op de totstandkoming van de Business Case 2005 en later de Business Case 2007, zijn relevantie vanwege de gedateerdheid heeft verloren.”
Onderschrijft u vorenstaande uitspraken van de gemeente Rheden? Onderschrijft u in het bijzonder dat “al datgene dat betrekking heeft gehad op de Business Case 2005 zijn relevantie heeft verloren”?
Antwoord: Ons college is de door u bedoelde brief aan een inwoner van Dieren niet bekend. Voor wat betreft de relevantie van geheimhouding van de Businesscase 2005 verwijzen wij u naar ons antwoord van 15 mei jl. op uw eerder ter zake gestelde vragen.
Vraag 2: Statenleden hebben al sinds 2005 (zie Statenvoorstel PS2005-312) de mogelijkheid de Business Case 2005 onder geheimhouding in te zien. Zij mogen het zelfs (net als de raadsleden van de gemeente Rheden) in kopie mee naar huis nemen.
Waarom schrijft u dan in de beantwoording dat u nu dat besluit genomen hebt?
Antwoord: Na heroverweging hebben wij opnieuw besloten niet tot openbaarmaking van de Businesscase 2005 over te gaan.
Zoals u bekend is behoeft dit besluit bekrachtiging in uw eerstvolgende Statenvergadering.
Vraag 3: Dankzij de beantwoording is nu duidelijk dat de geheimhouding uitsluitend is opgelegd op grond van het belang uit artikel 10 lid 1 onder c van de Wet Openbaarheid van Bestuur.
Dat is dus “ter bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld”.
Uit navraag bij de dienst is ons gebleken dat in dit geval onder de “natuurlijke personen of rechtspersonen” die in dit belang genoemd worden, uitsluitend ProRail verstaan moet worden.
Voorts hebben wij begrepen dat onder “bedrijfs- en fabricagegevens” hier de ramingssystematiek van ProRail verstaan moet worden, omdat zij vreest dat uit de cijfers in de Business Case 2005 hierover wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen.
Bevestigt u vorenstaande lezing (die ons alleen mondeling is gegeven)?
Antwoord: Ja.
Vraag 4: Volgens vaste jurisprudentie vallen onder het aangehaalde belang bedrijfs- en fabricagegegevens uitsluitend “indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productie¬proces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers.”
Bent u van mening dat wetenswaardigheden als bedoeld in de jurisprudentie uit de Business Case 2005 kunnen worden gelezen of afgeleid?
Antwoord: Ja.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten