‘Duidelijk zo?’ stond boven de foto in de krant van 16/3.
Op de foto twee oudere mannen die lachend een schop hanteren. Ze planten twee
linden als grensbomen tussen hun landerijen. Die mannen zijn A.H. Graaf
Schimmelpenninck (Twickel) en F.W.F.L. Graaf zu Ortenburg (Middachten). De
eerste werknemer van kasteel Twickel in Delden (Ov), wonende in Abcoude (NH). De
tweede is aandeelhouder van Middachten en woont in Frankfurt (Dld). Van tijd
tot tijd is hij bij zijn moeder op bezoek op het prachtige kasteel Middachten.
Op Hof te Dieren moet het kasteel binnenkort gaan verrijzen.
Beide heren Graaf spelen
hier in de gemeente een rol als baas. Niet van ‘ik zeg dit en het moet
gebeuren’, neen het gaat er fijnzinnig aan toe of liever scherpzinnig.
Ga
maar na hoe
de afspraak tot stand kwam over de verlegging van de N348. Ga eens na hoe
subsidies voor en na worden binnengesleept. Ga na hoe subsidieregelingen hogerop
tot stand zijn gekomen. Ga eens na hoe men vroeger in het bezit kwam van
landgoederen. Gewoon eens precies nalopen. Historisch. Hoe het toeging in dat
koloniale verleden, hoe het ging en nog gaat in het feodale handelen. Eens
precies nagaan die subsidies, te beginnen met de jongste subsidie van € 60.000
als provinciale bijdrage aan duurzame energieopwekking door Middachten.
Als je dat bedrag vermenigvuldigt
met factor 100 dan kom je zo ongeveer op de jaarlijkse subsidie van de overheid
aan dat prachtige landgoed Middachten. Enkele weken terug was er het bericht,
kopje in de krant Tubantia. ‘Gedeputeerde
Staten van Overijssel wil de komende jaren 3.75 miljoen euro investeren in het
landgoed Twickel.’ Maar dat speelt in Overijssel? Het speelt overal, in allerlei
varianten
op de gedachte ‘jouw geld moet in mijn zak’. Stroomt water naar beneden, geld
vloeit naar boven.
Ga eens na wat
Twickel in geld en in natura vangt in Gelderland.
Scherpzinnig, veel
eer hàrdzinnig. Lees maar verder.
Vrienden van mij woonden in
het oosten van het land. Zij spreken graag over hun streek, mensen met een
eigen taal, met een eigen cultuur. Zij sprak graag over haar vader. Hij werkte
hard voor de kost; zijn vrouw regeerde het gezin, elk jaar een kind was het in
die dagen. Het was het hele bestaan van toen. Geen tijd voor hobby’s. Er moest
worden verdiend. Misschien dat een volkstuintje iets kon opleveren aan
dagelijks eten.
Haar
vader hoorde wel zeggen dat men op Twickel plakjes woeste grond verpachtte. Van
oudsher zwoegden er mensen uit het dorp en verbouwden op hun plakje grond
aardappelen en groenten. Hij ook met de pet in de hand naar het kasteel.
Er
was wel iets eigenaardigs aan. Dat merkte haar vader na drie jaar ploeteren.
Hij had in het begin heideplaggen moeten steken, grond opbrengen, bemesten en
wat niet al. Maar langzamerhand lag het er na drie jaar gestaag werken toch keurig
bij. Het zou gaan voorzien in heel wat smakelijke maaltijden. Toen kreeg hij
het bericht dat het kasteel de grond zelf nodig had.
Maar
men was haar vader welgezind. Als hij wilde kon hij nog wel een ander stukje
grond pachten. Haar vader deed dat. Er zat immers niets anders op, wilde hij
tenminste nog iets anders op tafel krijgen dan pap en bonen. Later hoorde hij
van andere ‘tuinders’ dat ook hun dat was overkomen. Na drie jaar, of hooguit
iets langer, kwam bericht van het kasteel, bij elk van hen, apart, opnieuw. Men
had de grond zelf nodig.
Wij
begrepen wat er gebeurde, daar in het Oosten.
U
denkt dat het zo niet meer gaat? Let maar eens beter op.
De
volgende keer verder.
Joop Zijlstra,
Ellecom
Geen opmerkingen:
Een reactie posten