Door: Adriaan Dolk
Een buurman in de Breukinklaan, tot in detail bekend met gemeentelijke procedures, begint met de uitvoering van een dakopbouw voordat de bezwarentermijn van de bouwvergunning is verstreken en realiseert de bouw terwijl de gerechtelijke procedures nog volop lopen. Zowel de rechtbank in Arnhem (februari 2009) als ook het hoogste rechtscollege de Raad van State stelt hem in het ongelijk (november 2009).
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State gelast de gemeente Rheden de dakopbouw af te breken en legt een dwangsom op.
Maar dan….. beroept buurman zich op zijn economisch belang dat wordt geschaad als hij de dakopbouw moet afbreken. En ook….. wijst buurman fijntjes op de verplichting van B&W om de zaak wellicht door het verlenen van een vrijstelling op te lossen.
En vervolgens….. neemt in juli 2010 de raad van de gemeente Rheden een motie aan om een bestemmingsplanwijziging mogelijk te maken zodat de dakopbouw niet behoeft te worden gesloopt.
En tenslotte…… staat er in de Gelderlander van 19 november dat de politiek worstelt met zaak ‘Breukinklaan’ en dat meerdere raadsleden achteraf spijt hebben voor de motie te hebben gestemd.
Een raadslid dient een uitspraak van ons hoogste rechtscollege in het openbaar te respecteren en te accepteren. Door zo’n motie wordt niet alleen de Raad van State onderuit gehaald, maar ook de partij die na twee jaar procederen in het gelijk is gesteld. En vergeet dan niet de rechtszekerheid van elke inwoner van Rheden met een buurman die zijn bedrijf in eigen huis uitoefent.
Als die wil uitbreiden is de procedure nu wel duidelijk in de gemeente Rheden. Gewoon beginnen met bouwen voordat de bouwvergunning is verstrekt en wie doet buurman wat als de verbouwing gereed is?
In ieder geval niet de gemeente, want die wordt dan door uw buurman op de verplichting gewezen een oplossing te zoeken én op het economisch belang dat wordt geschaad én nu ook op het ‘precedent Breukinklaan’.
De rechtstaat in onze democratie is het hoogste goed dat wij allen dienen te koesteren. Dat vertrouwen van burgers in die rechtstaat wordt nu juist door een dergelijke gang van zaken tot slopershoogte afgebroken. Te verkiezen zou zijn - in plaats daarvan - de dakopbouw.
Het is verstandig om die motie in te trekken en het zou me niet verbazen als daar inmiddels een meerderheid van de raad voor te vinden is.
Adriaan Dolk, Dieren
“De heer A. Dolk te Dieren heeft gelijk met zijn analyse. Maar de eerste fout is gemaakt door het College van B.& W. van Rheden. Door bestuurlijk incorrect handelen en door de daarop volgende gebeurtenissen is er een onmogelijke situatie gecreëerd in de Breukinklaan. De samenstelling van het College moge intussen gewijzigd zijn, maar er is continuïteit van bestuur. Het huidige College is verantwoordelijk voor de daden van het vorige College. De raadsleden zijn begaan met de mensen die de gevolgen ondergaan van het falen van het vorige bestuur. Maar de raadsleden zijn geen maatschappelijk werkers. In een speciale commissie bestuurlijke zaken kan men de voorzitter van de raad onderhouden over een en ander. Natuurlijk dient de motie ingetrokken te worden. Het is aan het huidige College het puin te ruimen van het vorige College. Men dient tijdig een financiële regeling te treffen, zodat de werkgelegenheid van de werknemers niet in gevaar wordt gebracht en de kosten voor een noodzakelijke verhuizing daarin opnemen.
BeantwoordenVerwijderenJ.A. Zijlstra te Ellecom.”