In januari bezocht ik een informatiebijeenkomst over het Basisnet Spoor in de Nieuwe kerk in Den Haag. Het werd een interessante middag waar ik veel van heb opgestoken.
Vervoer van gevaarlijke stoffen kent vele, soms botsende, belangen. Denk aan veiligheid, transport, reizen, industrie, bouwen en ruimtelijke ordening. Hiervoor heeft het rijk het project Basisnet opgezet waarin het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor wordt geregeld. De Basisnetten Weg en Water zijn nagenoeg gereed. Het Basisnet Spoor moet eind 2009 klaar zijn.
Het Basisnet moet de knelpunten in het vervoer van gevaarlijke stoffen minimaliseren (zo mogelijk opheffen). Alles gebaseerd op de capaciteit van het spoornet en de risico’s voor de omgeving van het spoor.
De IJssellijn, de spoorlijn tussen Arnhem en Zutphen, valt onder dat basisnet. Het idee dat er maximaal 21 goederentreinen per dag over ons spoor komen is achterhaald en de komende tien jaar wordt meer dan een verdubbeling van het goederenvervoer per spoor verwacht. Voor ons in Rheden is het dus van het grootste belang dat we de ontwikkelingen rond dat basisnet nauwlettend volgen.
Deze middag ging dus niet over het aantal goederentreinen maar over de gevaarlijke stoffen die door die treinen vervoerd (gaan) worden. Dat levert knelpunten en risico’s. Die risico’s worden getoetst aan twee normen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Op de conferentie kwamen sprekers van de overheid (V&W, ProRrail, VNG), spoorgebruikers (Belangenvereniging Goederen Railtransport) en Industrie (Chemische industrie) voorbij.
De projectmanager van het basisnet (ministerie van V&W), had het vooral over het proces voor de totstandkoming van het basisnet. het ontwerp van het Basisnet Spoor is eind 2009 gereed. Dan ligt er ook een ontwerp voor een saneringsregeling voor de aanpak van knelpunten. In 2011 treedt het Basisnet, na de wetgevingsprocedure, dan in werking. Vanaf dat moment moeten gemeenten met deze regels rekening houden. Dat betreft dan vooral het instellen van veiligheidszones rond het spoor en verantwoording over ruimtelijke ordening.
Vervolgens was Prorail aan de beurt. ProRail beheert het spoor en is verantwoordelijk voor de infrastructuur. ProRail moet ervoor zorgen dat de treinen kunnen rijden.
Uit zijn optreden bleek overigens een niet-onverdeeld enthousiasme voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dat ligt voornamelijk in de kosten. De kosten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de veiligheidsmaatregelen die daarvoor nodig zijn kunnen slechts gedeeltelijk worden doorberekend aan de gebruiker van het spoor. Er moeten politieke keuzes worden gemaakt. Moeten gebruikers het spoorgebruik volledig vergoeden of wordt deze tak van sport gesubsidieerd?
Hij lepelde enkele cijfers op. Da’s niet erg. We moeten tenslotte wel weten waar we het over hebben.
Van het totale transport van gevaarlijke stoffen neemt op dit moment het spoor 2%-3% voor haar rekening. Dat lijkt niet veel. Maar dat is altijd nog goed voor 3,7 miljoen ton per jaar. Dat zijn zo’n 75.000 wagons. Dit aantal zal toenemen tot rond de 160.000 wagons in 2020.
Ik ontkom toch niet aan cijfertjes.
• Goederenvervoer verdubbelt in de komende tien jaar naar 80-100 miljoen ton per jaar
• 10% van de goederen per spoor bestaat uit gevaarlijke stoffen (2005)
• 25% van de goederentreinen vervoeren gevaarlijke stoffen
• Het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor groeit met 6% per jaar
• In 2015-2020 zal 50% van de goederentreinen ook gevaarlijke stoffen vervoeren
De Belangenvereniging Goederenvervoer kwam met een verhaal over de noodzaak van het railgoederenververvoer, veiligheids- en geluidsreductiemaatregelen. Verder beklemtoonde hij het belang van het spoorvervoer voor de economie. Hij raakte overigens wel geïrriteerd over enkele opmerkingen van mij. Vooral over mijn opmerkingen over de beloften van Netelenbos (de befaamde 21 treinen) die er nu niet meer toe doen.
Ook de spreker van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie kwam de lof van het spoorvervoer zingen. Ze gaf overigens nuttige uitleg over de chemische clusters, gebieden met veel chemische industrie, en de afhankelijkheid van de transportassen die daarvoor nodig zijn.
Tenslotte kwam de VNG het belang van de gemeenten benadrukken. Die lagen op het vlak van veiligheid en ruimtelijke ordening.
Er waren enkele honderden mensen, voornamelijk ambtenaren van diverse pluimage, op af gekomen. Ik had er eigenlijk wel meer verwacht. Van de gemeente Rheden heb ik niemand gezien. Dat kan natuurlijk aan mij liggen. Naast mij was Henk Derks van TAK/RONA ook aanwezig.
En ik heb er nuttige contacten opgedaan. Tot op hoog niveau. Ik werd benaderd door diverse andere congresbezoekers waaronder enkele ambtenaren van het ministerie van V&W en vertegenwoordigers van de vervoerders. Die waren allen zeer geïnteresseerd in de activiteiten van Geen Noordtak Velp. Deze contacten zullen zeker nog van pas komen. Off te record werd er veel geklaagd over de geringe belangstelling van de lagere overheden voor de ontwikkelingen rond het spoor. Onbegrijpelijk vindt men dat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten